De fraudedriehoek -> druk, gelegenheid en rationalisatie
Het opzettelijk te hoog verantwoorden, te laag verantwoorden, in een andere periode verantwoorden of verkeerd toelichten van een post of transactiestroom in de jaarrekening impliceert fraude. Bij fraude is er veelal sprak van druk, gelegenheid en rationalisatie.
De mogelijkheden om fraude te plegen zijn legio. Zo kunnen kosten verantwoord worden als investeringen, kan niet bestaande omzet geboekt worden of kunnen kosten in een latere periode pas verantwoord worden. De geschiedenis laat zien dat fraudemogelijkheden bij allerlei soorten organisaties benut worden.
Fraudedriehoek
Bij fraude is er veelal sprak van druk, gelegenheid en rationalisatie. Dit wordt de fraudedriehoek genoemd.
Druk: de fraudeur ervaart een druk om te gaan frauderen. Een ondernemer moet bijvoorbeeld bankratio’s halen om de bankfinanciering te behouden of een werknemer heeft een gokverslaving die hij of zij wenst te bekostigen.
Gelegenheid: de fraudeur moet daadwerkelijk de gelegenheid krijgt om fraude te plegen. IB-maatregelen in een onderneming zijn bijvoorbeeld niet afdoende om risico’s op fraude tot een acceptabel niveau te mitigeren. Denk aan een inkoper die goederen inkoopt en tegelijkertijd ook een verkoopfunctie heeft. Het is aan de inkoper om te bepalen de transactie al dan niet in de financiële administratie te verwerken of de marge in eigen zak te steken.
Rationalisatie: de fraudeur is er vaak van overtuigd dat hij het recht heeft om te frauderen. De verzekeringsmaatschappij betaalt wel, de directeur heeft al zat geld of de collega’s zijn vervelend. De fraudeur rationaliseert, verzint een verhaal en praat de fraude voor zichzelf goed.