Derogatiebeginsel
Het derogatiebeginsel houdt in dat afwijking van de jaarrekeningregels mogelijk is, zolang dit noodzakelijk is voor het inzichtsvereiste.
Het inzichtsvereiste
Artikel 2:362 lid 1 BW geeft het inzichtsvereiste dat de jaarrekening dient te bieden: De jaarrekening geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen en het resultaat, alsmede voor zover de aard van een jaarrekening dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de rechtspersoon. Indien de internationale vertakking van zijn groep dit rechtvaardigt kan de rechtspersoon de jaarrekening opstellen naar de normen die in het maatschappelijk verkeer in een van de andere lidstaten van de Europese Gemeenschappen als aanvaardbaar worden beschouwd en het in de eerste volzin bedoelde inzicht geven.
Derogatiebeginsel
Het derogatiebeginsel houdt in dat afwijking van de jaarrekeningregels mogelijk is, zolang dit noodzakelijk is voor het inzichtsvereiste.
Het derogatiebeginsel blijkt uit artikel 2:362 lid 4 BW: Indien het verschaffen van het in lid 1 bedoelde inzicht dit vereist, verstrekt de rechtspersoon in de jaarrekening gegevens ter aanvulling van hetgeen in de bijzondere voorschriften van en krachtens deze titel wordt verlangd. Indien dit noodzakelijk is voor het verschaffen van dat inzicht, wijkt de rechtspersoon van die voorschriften af; de reden van deze afwijking wordt in de toelichting uiteengezet, voor zover nodig onder opgaaf van de invloed ervan op vermogen en resultaat.
RJ 110.110
Ook de RJ benoemt in artikel 110.110 de mogelijkheid om bij noodzakelijkheid voor het inzichtsvereiste af te wijken van de jaarrekeningregels, waarbij de overige kwalitatieve kenmerken zoals beschreven in het Stramien, mede in acht dienen te worden genomen: Artikel 2:361 lid 3 BW bepaalt dat Titel 9 Boek 2 BW van toepassing is op jaarrekeningen en hun onderdelen zowel in de vorm waarin zij zijn opgemaakt als in de vorm waarin zij zijn vastgesteld. De (ontwerp-)Richtlijnen zijn eveneens voor jaarrekeningen in beide vormen bedoeld. Het niet behandelen van bepaalde grondslagen en regels in de (ontwerp-)Richtlijnen houdt geen oordeel in van de RJ over het al dan niet aanvaardbaar zijn van die grondslagen en regels. Indien de Richtlijnen een specifieke situatie niet behandelen, dient het bestuur van de rechtspersoon een verwerkingswijze te kiezen die relevante en betrouwbare (in de betekenis die het Stramien daaraan geeft) informatie oplevert voor de besluitvorming van de gebruikers van de jaarrekening, waarbij de overige kwalitatieve kenmerken zoals beschreven in het Stramien mede in acht dienen te worden genomen.